Donderdag
‘Het goede nieuws is dat het er veel beter uitziet dan twee dagen geleden’, zeg ik. Ik kijk naar twee vuistgrote wonden aan de binnenkant van haar enkels en naar een half bruinrood open dijbeen.

Koude voeten
Mijn zusje heeft altijd koude voeten. Ze belt me afgelopen zaterdag huilend op. We hadden twee uur daarvoor afscheid genomen nadat we een terrasje hadden gepakt. Ik versta haar haast niet. ‘Kun je alsjeblieft komen? Ik ben bij de overburen. Mijn kruik is geëxplodeerd, ik moet het koelen. M heeft een bad.’ Ik hoor haar kermen en gillen van de pijn. ‘Het is echt heel erg, ik zit onder de blaren!’ ‘Oh fuck…’, denk ik.

Ik zeg: ‘Ik kom eraan’, en ren naar boven. ‘C heeft brandwonden van een kruik, ze is bij M, ik ga er nu heen.’ Zusje heeft haar telefoon niet opgehangen. Ik hoor haar nog steeds gillen en roep: ‘Bel 112 hè? Ik kom eraan, liefje!’.

Alleen
Zusje is gescheiden en heeft niemand. Wel vrienden natuurlijk, en de allerliefste buren van de wereld. Maar niemand om haar vast te houden. Natuurlijk kom ik.

Met trillende handen pak ik mijn tas in. Portemonnee, cash, mobiel, sleutels. Manlief helpt me pakken. Zegt: ‘Rij voorzichtig.’ Ik loop naar de auto. Mijn handen trillen nog steeds. Ik haal een keer diep adem en denk: ‘Mobiel opladen, die heeft honger en ik weet niet hoe lang dit duurt.’ Ik plug hem in, start en rijd weg. ‘Rustig rijden!’, spreek ik mezelf toe. Het kalmeert me om onderweg te zijn, mijn aandacht bij het verkeer. ‘Niet harder dan 140, Afslag Leusden Zuid…’, herhaal ik als een mantra.

Gelukkig doet het pijn
Als ik aankom in het smalle straatje, staat de ambulance al voor de deur. Ik parkeer om het hoekje. Tref de overbuurman, bij wie ze is, op straat. Hij stuurt me naar boven ‘waar het gedoe is’. Ik zie haar liggen op het bed. Rillend. Ingepakt in plasticfolie. Drie ambulance-verpleegkundigen eromheen. Ik hoor mezelf piepen: ‘Mag ik naar haar toe?’ en dat mag, via de andere kant van het bed. Ik ga naast haar liggen, pak haar hand, die ijskoud is, en sla een arm om haar schouder. Het doet zo’n pijn, huilt ze. Ik zeg: ‘Weet je dat dat goed nieuws is? Als je niets zou voelen, zou het veel erger zijn.’

‘Bent u met eigen vervoer? Dan is het misschien handig als u achter ons aanrijdt’, zegt de verpleegkundige. ‘Ik verwacht dat ze weer naar huis mag, straks, dan kunt u rijden.’ Voor het eerst voel ik iets van opluchting.

Diep in de nacht zijn we weer thuis. De dag erop moet ze voor herbeoordeling terug naar de Spoedeisende. Brandwonden branden vaak nog een poosje door. En inderdaad, nu zijn het diep-tweedegraads en derdegraads brandwonden, vertelt ze als ze me verslag doet.

Vaste klant op de SEH
Op maandag zit ze weer op de Spoedeisende Hulp, nu omdat haar voet belachelijk dik wordt, als hij ook maar een minuut omlaag hangt. Er wordt een viltstifttekening gemaakt om de rode plek heen. Als die uitbreidt, moet ze acuut terug.

Dinsdag ben ik bij haar, om praktische dingen te regelen. Krukken, thuiszorg, eten voor vanavond. Net als ik naar huis wil gaan met een bellijst, voelt ze zich grieperig en breidt de rode plek uit. Er komt van alles door het verband heen zetten, dat er niet fris uitziet. We moeten terug.

Het ziet er misselijkmakend uit. Het is ontstoken. Ze moet blijven en antibiotica per infuus. Op woensdag hoort ze dat de wonden operatief moeten worden schoongemaakt, dezelfde avond nog. En dat ze vrijdag naar Beverwijk moet. Op donderdag ben ik er bij als het verband wordt verwisseld. De pijn is ondraaglijk, ze krijgt de ene na de andere dosis morfine. Ik wapper wat met gaasverpakkingen om het gevoel dat ze nog steeds in brand staat te verlichten. En ik hoor mezelf zeggen: ‘Het goede nieuws is, dat het er veel beter uitziet dan twee dagen geleden, zie je dat?’. Ze knikt terwijl ze op haar lip bijt.

Op vrijdag hoeft ze toch niet naar Beverwijk. Wel gaat ze trippen van de morfine. Ze moet minderen, maar dan wordt de pijn erger. Ze maakt zich zorgen. Wie niet. Op zaterdag heeft ze nieuwe pijnmedicatie, en slaapt ze goed. Dat scheelt. En als ze het vandaag, zondag, openmaken, ziet het er heel goed uit: de enkelwonden zijn dicht, en het been is open maar niet ontstoken. Misschien mag ze morgen naar huis.

Leed moet je delen
Dit blog heeft natuurlijk niets te maken met relaties. Of misschien heeft het wel alles te maken met relaties. Hoe het ook zij, ik ben hier te druk mee om ergens anders aan te denken. En ik wil jullie een paar dingen meegeven:
Vul n o o i t een kruik met water heter dan 60 graden Celsius, zeker niet ééntje van drie euro van een prijsstunter.
En als je iemand hebt om je voeten warm te houden, koester die dan.

Ik zou niet weten hoe ik de afgelopen week was doorgekomen zonder mijn man, die met open armen voor me klaarstond, iedere keer dat ik hondsmoe thuis kwam. En zonder mijn BFF en andere lieve vrienden, bij wie ik mocht uithuilen en mijn frustratie om de hele klotesituatie eruit mocht gooien.

Leed moet je delen hè? Dat helpt.