Niet huilen 
Als kind was mijn vader mijn held. Groot en sterk en stoer. Hij kon alles. En hij huilde nooit. Ik wilde wel op mijn vader lijken, dus ik leerde mijn tranen verbijten. Als ik pijn had, als ik gepest werd, als ik gefrustreerd of verdrietig was: aan mij zag je niks. Hoe meer moeite het kostte om niet te huilen, hoe trotser ik was, als het gelukt was. Een echte Kroon huilde niet. Het heeft me veel moeite gekost om pijn en verdriet te leren uiten als pijn en verdriet, in plaats van als stilte of boosheid, en nog valt het me niet gemakkelijk. Ik leef als vanzelf mee met pijn en verdriet van anderen, maar huilen omdat ik zelf pijn heb of gekwetst ben, dat heb ik moeten leren.

Troost
Als je niet kunt huilen, krijg je ook geen troost. Niemand heeft door hoeveel pijn of verdriet je hebt. Je voelt je dan bovenop je verdriet ook nog eens eenzaam en onbegrepen. Misschien weten dierbaren wel dat je geraakt bent, misschien zég je zelfs wel dat je je verdrietig bent, misschien krijg je ook nog wel een ondersteunende reactie: ‘Goh, wat naar!’.
Maar niks, echt níks laat beter zien dat je verdriet hebt, dan tranen. Tranen roepen bijna automatisch warmte, zachtheid en troost op. En dat helpt het allermeest, als je verdriet hebt.

Gezin van herkomst
Waar je bent groot geworden, het nest waaruit je komt, bepaalt hoe je in het leven staat. Alle uitgesproken en onuitgesproken boodschappen die je er meekreeg over jezelf, anderen en relaties, hebben jou gevormd tot wie jij nu bent.
Hoe meer gevoelens en emoties er welkom waren, in je gezin van herkomst, hoe makkelijker je je door het leven begeeft. Als je thuis boos mocht zijn, en bang, als je er blij mocht zijn, en verdrietig, dan voelde je dat alles van jou er mocht zijn. Dat jíj er mocht zijn. Dat geeft een stevige basis voor het leven.

Emoties
Blijdschap is in de meeste gezinnen wel welkom. Maar kwetsbare of boze gevoelens kunnen angst oproepen en in sommige gezinnen worden ze vermeden. Daarover krijg je boodschappen mee, die vaak niet eens worden uitgesproken, maar die je heel duidelijk voelt: ‘Niet boos zijn, dan krijg je ruzie en verpest je de sfeer.’. Of: ‘Niet huilen, want dan wordt mama zo verdrietig.’. Of: ‘Er is níks om bang voor te zijn, stel je niet aan!’.

Copingstijl
Als je als kind met je ‘moeilijke’ gevoelens nergens terecht kunt, ontwikkel je manieren om ze te vermijden of omzeilen: een copingstijl. Je doet altijd alles zelf, bijvoorbeeld, omdat je niet gewend bent hulp te vragen of te krijgen. Of je bent ‘het zonnetje in huis’ en doet ontzettend je best om het iedereen naar de zin te maken, ook al hol je jezelf totaal voorbij.
De arena waarin die worsteling het meest zichtbaar en voelbaar wordt, is die van de persoonlijke relaties, met geliefden. Daar kun je opeens ontdekken dat je copingstijl je in de weg is gaan zitten.

Voelen wat er te voelen valt
We kunnen ons beter verbinden met anderen, als er ruimte is voor onze kwetsbaarheden. Álle gevoelens willen gevoeld worden. Ook de minder fotogenieke. Want de paradox is, dat we pas kunnen huilen van het lachen, als we ook kunnen huilen van het huilen. Dat we pas echt dapper kunnen zijn als we onze angst kunnen voelen. En dat we boosheid nodig hebben, soms, als motor voor verandering.

Meer plek voor jou
Wat we niet meekregen, kunnen we leren! Wil je individueel, samen met mij, op verkenningstocht? Beetje over het nest cirkelen waarin je opgroeide? Beetje ruimte maken voor méér van jou? Je bent welkom. Bel me!